Ik zoefde lekker over de snelweg en luisterde naar een liedje, met het geluid hard. De zon scheen, en even was alles net als vroeger.
Toen klonk vanaf de achterbank de stem van mijn vijfjarige dochter.
‘Kun je een verhaaltje over Jezus vertellen?’
Ik zette het geluid zacht.
‘Ik heb nu even niet zo’n zin in Jezus,’ zei ik.
Ik had mijn dochter laatst uitgelegd dat als je in Jezus geloofde, hij overal was.
Nu zei ze, alsof dat me over de streep zou trekken: ‘Hij zit hier naast me, hoor.’
Ik zette de muziek weer aan.
‘Trouwens,’ riep ze nu, alsof ze haar belangrijkste troef inzette, ‘hij heeft wel de wereld gemaakt.’
Boven de muziek uit zei ik: ‘Nee hoor, dat was God.’ Als ze geloofde, moest ze wel goed geloven.
Maar mijn zoon van drie maakte een einde aan het gesprek.
‘God is dood,’ zei hij somber.
Karsten wordt een groot filosoof, voorspel ik zo: de nieuwe Nietzsche!