Mijn dochter werd te vroeg geboren, ze lag zes weken in het ziekenhuis. Ik herinner me de lange gang naar de couveuseafdeling, met aan het eind ervan de rode deur naar haar, en hoe de gang op de terugweg nog langer leek.
Ik herinner me hoe ik van het ziekenhuis weg fietste en achteromkeek, naar het licht achter de Nijntjegordijnen. Hoe ik thuiskwam en de post openmaakte, kaartjes met ‘HOERA, een dochter!’ erop, terwijl anderen, twee kilometer van mij vandaan, voor mijn dochter zorgden.
Nu is het zes jaar later. Voor een boek over couveusekinderen interview ik vaders en moeders over hun te vroeg geboren kind.
Ouders vertellen me over hun dochter van 800 gram, over hun zoon van 1 kilo. Over het meisje dat anderhalve maand op de intensive care ligt, het jongetje dat na drie weken naar huis mag. Ik spreek een vader wiens zoontje net thuis is, ik spreek de ouders van een tweeling van inmiddels negen.
De gesprekken gaan over de piepjes van de monitor, over de hond uitlaten en zo moe zijn dat je tegen jezelf moet zeggen: zet je ene been voor het andere. Het gaat over Playstation spelen ter afleiding en dat de geur van desinfectiemiddel je aan je pasgeboren kind doet denken.
Eén ding komt in alle gesprekken terug. Bij alle ouders, hoelang het ook geleden is en hoelang hun kind ook in het ziekenhuis heeft gelegen. Het is het gevoel dat er zo weinig van je overblijft als je niet bij je kind bent.
Een vader ziet op de webcam hoe een verpleegkundige heel zorgzaam zijn zoontje verschoont en het enige wat hij kan denken is: hou zijn handje nou vast.
Een moeder vraagt aan de verpleging of ze naar haar kind mag, tot ze na een paar dagen beseft: het is mijn zoon. Als ik wil mag ik uren naast hem zitten.
Het is het gevoel dat je hebt als je eindelijk weer eens samen eet, maar eigenlijk liever in het ziekenhuis wil zijn.
Een moeder vertelt over de dag dat ze haar tweeling mee naar huis mag nemen. Zolang ze in het ziekenhuis liggen, hebben ze nooit helemaal van haar gevoeld, maar hier zijn ze dan, in hun Maxi-Cosi’s op de achterbank van de auto, en ze kijkt in de achteruitkijkspiegel en denkt: nu ben ik eindelijk moeder.
Reisgids naar huis, waar alle interviews in staan, verschijnt vandaag bij uitgeverij Trichis.
De illustraties bij dit blog komen uit het boek en zijn gemaakt door Hanneke Siemensma.
Elke keer weer raak ik ontroerd als je over de geboorte van Juna, mijn eerste kleinkind, schrijft en de periode daarna.
Ik hoop het boek gauw van de uitgeverij te ontvangen, heb maandag bij jullie thuis alvast enkele stukken gelezen. Mooi, die interviews op aparte gele pagina’s ertussen!
Liefs, Jenny
Mooi stukje en ook voor mij (na 19 jaar!) nog zo herkenbaar!