Vaak zit Tischa Neve op mijn schouder.
Ik heb Tischa nooit gevraagd om op mijn schouder te zitten, maar zodra ik met mijn kinderen ben, is zij erbij.
Ze kijkt met me mee. En ze praat.
Tischa is opvoedkundige.
Vandaag dook ze op toen ik in de keuken stond en er uit de woonkamer ‘help help’ klonk.
Ik bleef waar ik was.
‘Goed van je,’ zei Tischa in mijn rechteroor, ‘dat je inmiddels de klanken in hun stem herkent. Dat was vroeger wel anders.’
Een paar minuten later hoorde ik mijn dochter tegen mijn zoon zeggen: ‘Ik bel even 112.’
Nu keek ik op, ik dacht aan hoe ik ’s nachts, voordat ik in slaap val, denk aan alle dingen die mijn kinderen kunnen overkomen, en ik liep de keuken uit, de woonkamer in, waar mijn zoon als een omgerolde schildpad met zijn armen en benen door de lucht maaide en ‘help help’ riep.
Mijn dochter hield mijn telefoon in haar hand.
‘Hé hé, nee-hee,’ zei ik terwijl ik de telefoon van haar afpakte.
‘Tip van Tischa,’ zei Tischa. ‘Verrijk de woordenschat van jouw kind door zelf in volzinnen te praten.’
Ik negeerde haar en ging op mijn hurken voor mijn dochter zitten.
‘Op ooghoogte van het kind,’ zei Tischa nu, ‘heel goed.’
‘Je mag NOOIT zomaar 112 bellen,’ zei ik tegen mijn dochter.
Ze keek me fronzend aan, zoals altijd wanneer ik haar stoor.
‘Weet je wanneer je wél 112 mag bellen?’ vroeg ik.
Van de dingen waaraan ik ’s nachts denk hoefde mijn dochter niets te weten, maar ik moest wel iets concreets noemen, want als je vaag bent maak je kinderen juist angstig, wist ik van Tischa.
‘Stel je voor dat ik de trap af kom,’ begon ik, ‘met een wasmand.’
Tischa wilde iets gaan zeggen over hoe vaak ik de was doe, haar tips beperkten zich vandaag niet tot het opvoeden, maar ik deed of ik haar niet hoorde.
‘Als ik dan val en niet meer kan opstaan,’ ging ik verder, ‘dán mag je 112 bellen.’
Bij het beeld van mij met een wasmand onder aan de trap fronsde mijn dochter weer, alsof ik iets heel onwaarschijnlijks had gezegd.
Tischa schudde haar hoofd.
Een boef in huis, dat was misschien een beter voorbeeld. Maar voordat ik mijn mond kon opendoen zei Tischa: ‘Gebruik gewoon het woord “inbreker”, ze is zés.’
En op hetzelfde moment vroeg ik me af wat het over mij zei als ik tijdens een inbraak niet aanwezig was om zelf te bellen.
Ik zat nog steeds voor mijn dochter, met de telefoon in mijn hand, en ik moest met iets beters komen.
Ik hoopte dat ze zich later, als ze groot was, het fikkie stoken bij het vakantiehuisje zou herinneren, en hoe we de kerstboom versierden met glitterengeltjes en dat we kokosmelk dronken op een Thais eiland. Maar misschien zou ze zich dit herinneren: haar moeder, op haar hurken voor haar, die vertelt wanneer je het alarmnummer belt.
Ik was te lang stil, het moment was voorbij en Tischa zei ook al niets meer.
Mijn dochter zuchtte en draaide zich om naar haar broertje, dat nog steeds op redding lag te wachten.
Foto: Merel van Beukering.
Merel maakt nog veel meer mooie foto’s, kijk maar op www.merelvanbeukering.com
Een blog over kinderen maar zonder Tischa lees je hier.
Dit is Tischa Neve.
Wil je mijn nieuwsbrief ontvangen? Schrijf je dan in via de button rechtsboven.