De afgelopen weken zeggen zo’n twintig mensen tegen ons: ‘Het gaat echt OVERAL zitten, hè?’
Iedereen weet al hoe het is, als mannen je huis van onder tot boven komen schuren, alleen wij niet.
We reageren verschillend op stof.
Mijn vriend fluit. Hij denkt aan straks, als het af is, als de klussers weg zijn en wij een fris huis hebben.
Ik fluit niet. Ik denk aan het Higgsdeeltje en hoe het kan dat er iets bestaat dat nog kleiner is dan het stof dat nu ons huis bedekt en tussen alle kiertjes door kruipt. Soms zeg ik dat hardop, door het fluiten van mijn vriend heen.
Terwijl hij blijft wie hij is, word ik iemand die met haar vingertop langs plankjes en stoelpoten strijkt, en over het richeltje bij de lichtknoppen en de aansteker in het laatje naast het fornuis, en die dan haar vinger van dichtbij bestudeert, en zegt: ‘NEE, hè. Hier zit het OOK al.’ Iemand die haar kinderen aan hun bovenarmpjes vastgrijpt als ze bijna tegen de muur leunen, die uit haar ooghoeken gluurt of haar vriend ook om het hoekje stofzuigt. Maar misschien was ik altijd al zo’n iemand en komt het nu pas naar buiten.
Na twee weken zijn de mannen klaar.
We lopen door ons lege, witte, geverfde huis.
Omstebeurt wijzen we iets aan, de trap, de planken van de kast, de schuifdeuren, en zeggen: ‘Dit is ook echt heel mooi geworden.’
Dan zegt mijn vriend, alsof hij dat steeds al heeft willen doen maar nu de tijd rijp acht: ‘Jij wordt echt kattig, van stof.’
Ik kijk op. Het schuren lijkt lang geleden.
‘Niet de hele tijd, toch?’ vraag ik, en zo onopvallend mogelijk veeg ik wat stof van mijn broek.
Foto’s: Merel van Beukering
Zelf klussen kan ook, daarover lees je hier.
Thanks, Arie!
Heel treffend en herkenbaar. En was stof maar zo klein als Higgsdeeltjes… Wat een werk zou dat toch schelen!
Kortom, genoeg ‘stof’ tot nadenken met dit juweeltje op de korte baan, zo kort en scherp dat een reactie algauw langdradig wordt.