Van mijn oude buurt mis ik alleen de groenteboer. De laatste keer dat ik er was zei ze: ‘Je ziet een beetje smalletjes, wat is er?’ Dat soort dingen kun je zeggen als je elkaar al tien jaar kent.
Het missen van de oude groenteboer begint als ik met mijn vriend langs de groenteboer in de nieuwe buurt loop. Op de gevel van de winkel staan twee mango’s die met een takje aan elkaar vast zitten. ‘Mango’s zitten toch niet met een takje aan elkaar vast?’ zeg ik tegen mijn vriend, ik word er gewoon mopperig van, ik denk aan mijn oude groenteboer, zonder mango’s op de gevel.
Een paar dagen later ga ik voor het eerst naar de groentewinkel in de nieuwe buurt. De winkel heet Mehmet, net als de eigenaar. Als ik binnenstap zegt Mehmet: ‘Welkom’. Dat zegt hij tegen iedereen die binnenkomt. Bij alle anderen zegt hij ook hun naam erbij: ‘Dag Maureen, welkom’, ‘Ha Jan, welkom’, ‘Hé, Kim, ben je al met verlof?’
Ik heb een tas bij me van mijn oude groenteboer, niet met opzet, trouwens.
Mehmet praat met iedereen en iedereen praat met Mehmet.
‘Jan, hoe is het met Harriëtte?’ vraagt Mehmet aan een man van een jaar of zestig die bij de kiwi’s staat. Ondertussen weegt hij de groenten af van Kim, die inderdaad al met verlof is. Jan vertelt dat Harriëtte nu met krukken naar buiten kan. Daar is Mehmet blij om.
De kinderen van de klanten kent hij ook allemaal bij naam. ‘Suus, wacht even, meid, maak ik achter even een mooie mango voor je schoon,’ zegt hij terwijl hij naar de keuken verdwijnt.
‘Mam,’ zegt Suus terwijl haar moeder over haar blonde haar strijkt, ‘mango is mijn lievelings.’
‘Weet ik, schat,’ zegt haar moeder, ‘het zou trouwens geen overbodige luxe zijn als je vanavond even je haar wast.’
Tegen een nukkig meisje van tien zegt Mehmet: ‘Wil je niet eens een lychee, vandaag?’ Wanneer ze zich afwendt, lacht hij naar haar moeder en de anderen en zegt: ‘Als Liesje geen lychee wil, dan is er écht iets aan de hand.’ Iedereen lacht, best hard, vind ik.
Het is druk. Bijna als op een feestje. Iedereen wil iets zeggen of vragen met ‘Mehmet’ erin. ‘Mehmet, moet je zoete aardappels eigenlijk schillen?’ vraagt Maureen, en Jan vraagt: ‘Wat is het verschil tussen gele en groene kiwi’s, Mehmet?’
Mehmet, de gastheer, probeert iedereen evenveel aandacht te geven.
Ik zwijg. Ik hou de tas van mijn oude groenteboer stevig vast.
Dan ben ik aan de beurt.
‘Hè hè, ein-de-lijk, denk je zeker?’ vraagt Mehmet aan me, weer met zo’n gastheerlach waardoor ik niet anders kan dan zo gul mogelijk teruglachen en ‘nee, hoor’ zeggen.
‘Geef je tas maar,’ zegt Mehmet, ‘dan doe ik de spullen er voor je in.’
Dat deed mijn oude groenteboer nooit. Met tegenzin geef ik de tas.
Mehmet leest de naam op de tas en zegt aardige dingen over mijn oude groenteboer.
De tweede keer dat ik er ben is het net zo druk als de eerste keer, ook weer met heel veel Maureens en Jannen en Kimmen en kinderen. Mehmet legt zijn handen op mijn schouders, bijna alsof hij me gaat masseren, maar dat is niet zo, Mehmet is gewoon hartelijk.
Ik geef mijn tas aan hem, gewoon een witte tas dit keer, en ik neem me voor om naar hem toe te blijven gaan, elke zaterdag weer, net zolang tot ik gewend ben aan de mango’s op de gevel die met een takje aan elkaar vastzitten, en aan de andere mensen die de hele tijd ‘Mehmet’ zeggen en hard om hem lachen, ja, ik blijf naar hem toe gaan, net zolang tot Mehmet ‘Welkom, Laura’ zegt en ik mijn oude groenteboer niet meer mis.
Foto: Merel van Beukering
Deze blog gaat over de nieuwe fietsenmaker – als je ‘m gelezen hebt weet je ook meteen wat je moet doen als je versnelling het niet doet.
Eerder schreef ik over de oude groenteboer, en over het filosofische kassameisje, en over giechelen bij de drogist.