Voor een grote reclamecampagne van Bibliotheek Rotterdam interview ik Rotterdamse biebgangers.
De allerliefste biebganger die ik interviewde was Sep. Hij is 3 jaar. ‘Als je binnenkomt bij de bieb, moet je eerst altijd heel lang lopen.’
Het interview met Sep lees je op de site van de bibliotheek, en hieronder.
Fotografie: Joke Schut, ontwerp: Stof Rotterdam.
Interview met Sep Satter
‘Eerst gingen we altijd op de fiets naar de bibielotheek, maar nu Tibbe er is gaan we met de tram. Want hij is nog maar nul. Soms ga ik liedjes voor hem zingen, ‘Vader Jakob’ en ‘De wielen van de bus’. En ik laat hem auto’s zien. Ik vind heel veel auto’s mooi. Vooral hele grote. Ik wil ze allemaal hebben, maar dat kan niet. Dan wordt het te veel, zegt mama.
De Gruffalo
Ik heb boeken van mezelf en ik heb boeken van de bibielotheek. Dit boek gaat over de Gruffalo. Die heeft een paarse tong, net als drop, en oranje ogen en paarse stekels. De Gruffalo wil de muis opeten, en hij wil ook geroosterde vos eten. Aan het einde van het boek eet de muis een nootje. Dan is het afgelopen. Ik heb ook een autoboek. Kijk, die auto wil ik en die en die. Het Vroemtuigenboek gaat ook over auto’s. Het is mijn lievelingsboek. Deze grote groene auto vind ik mooi. Dit boek lees ik zelf, ik kijk naar de plaatjes.
Markthal
Als je binnenkomt bij de bibielotheek moet je eerst altijd heel lang lopen. Dan kom je bij de lift. Bij de boeken voor kinderen hebben ze ook een televisie waar je naar kan kijken. Maar de vorige keer was de batterij leeg. Als we klaar zijn met boeken uitzoeken, gaan we altijd naar papa. Die werkt in de Markthal. Papa verkoopt bier. Maar hij heeft ook appelsap, dat krijg ik dan. Met een chocolaatje.
Naar de iPadschool
Als ik nog drie ben, ga ik naar Bali. Oma is daar dan ook. We gaan met het vliegtuig. De vorige keer gingen we naar Ameland. En we zijn ook een keer naar Vietnam geweest. Maar dat is heel lang geleden, dat weet ik niet meer.
Als ik vier ben, ga ik naar de iPadschool. Die is hier vlakbij. Als ik op de bank op mijn tenen ga staan en uit het raam kijk kan ik de school bijna zien.
Ik kan al een paar letters. Mijn eigen letter, die staat naast het plaatje van de trein. En ik kan de ‘o’ van oma. Die letter maak ik op de vloer, met mijn auto’s.’