Schrijven over eten

27 maart 2020

Oké, veel mogen we niet, maar eten mag wel. Daarom even wat afleiding voor je, over spiegeleieren, de kunst van het schrijven over eten, en wat je het beste kunt doen met het kookboek van een zekere Andy McDonald.

‘Serveer op een langwerpige witte schaal’
Ik had ooit een kookboek van een zekere Andy McDonald, en bij een van zijn recepten stond: Serveer het gerecht op een langwerpige witte schaal.
Ik heb toen dat kookboek weggedaan want IK MAAK ZELF WEL UIT HOE IK IETS SERVEER, ANDY!
Maar meestal lees ik graag over eten. Of het nou recepten, romans of restaurantrecensies zijn.

Lekker of lekker?
Lezen over eten is leuk, maar schrijven over eten is moeilijk. Want hoe omschrijf je smaak, textuur, geur? Het ene lekker is het andere lekker niet. Toen ik ooit voor De buik van Rotterdam schreef, probeerde ik het onderdeel ‘eten’ daarom altijd te omzeilen. Dan schreef ik in plaats daarvan, pompidom, welke bloemen er in de restauranttuin groeiden of hoe hard de vogels er floten.

‘En dat proef je’
Eén zin komt vaak terug in artikelen over eten. Let er maar eens op, je komt ’m geheid een keer tegen. Schrijft iemand dat het eten biologisch is, of lokaal geteelt of zelf gefermenteerd, of vol passie door de eigenaar zelf klaargemaakt? Dan volgt daarna vaak de zin: ‘en dat proef je’.
Maar wat proef je dan precies? De zin ‘en dat proef je’ is net zoiets als schrijven over de bloemen in de restauranttuin of de fluitende vogels: je gebruikt ’m als je schrijven over eten moeilijk vindt.

Ultrasippe takjes zeekraal
Gelukkig zijn er ook mensen die wél goed over eten kunnen schrijven. Zoals Hiske Versprille (voor de Volkskrant) en Frank van Dijl (NRC Handelsblad).
Hiske Versprille schrijft bloemrijk en scherp. Zo heeft ze het in een van haar recensies over ‘drie ultrasippe takjes leeggelopen zeekraal’.
In de recensies van Van Dijl zit vaak iets relativerends, alsof hij per ongeluk ergens belandt en er maar het beste van maakt, zoals in deze intro bij een recensie: ‘Links kijk ik naar het kerktorentje van Streefkerk waarop ik net niet kan zien hoe laat het is.’

Testosteron van de muren
Over een gerecht met sambal schrijft Versprille: ‘De sambal is erg lekker, maar dat is het enige aardige dat ik erover kan zeggen. Het gerecht is minuscuul en zo te zien verwelkt onder de warmtelamp.’ En in het barbecuerestaurant waar ze eet ‘druipt het testosteron bekant van de muren.’

Maar ja, je moeder
Van Dijl eet bij een Chinese noedelzaak en schrijft over zijn hoofdgerecht: ‘Wat je proeft, is onovertroffen. Een mooie, diepe smaak die doet vermoeden dat behalve genoemde bestanddelen ook geheime kruiden of specerijen zijn gebruikt. Dit bord zou je helemaal willen leegslurpen, maar ja, je moeder.’

Kroeg met moestuin
Heb je zin in een roman over eten? Sterren, van Simonetta Greggio (tweedehands verkrijgbaar), gaat over een driesterrenkok die er helemaal klaar mee is en in de Provence een kleine kroeg met moestuin begint. Hij plant rozen, zaait tijm, koriander en basilicum en kookt zonder dat iemand op hem let.
Trouwens, in dit kleine restaurant eet je gerechten die lijken op die in Greggio’s boek – snel reserveren zodra je de deur weer uit mag.

 

Tekeningen ‘Social distance dining’ en ‘Magic’ © Martijn van den Ban

 

 

Benieuwd naar de rest van de nieuwsbrief, over verrukking, verwennen, spiegeleitjes en en ober die roept ‘Jeroen! Help!

>> je leest hem hier.

 

 


Geef een reactie