Er is een link tussen mijn moeder en David Bowie. Dat wist ik niet, maar van David Bowie wist ik hoe dan ook weinig.
Bij de tentoonstelling over hem, in het Groninger Museum, kreeg je informatie in het Engels via een koptelefoon, en naast al zijn lp’s, foto’s, kostuums, handgeschreven songteksten en albumontwerpen hingen bordjes met informatie.
Al deze informatie probeerde ik zo simultaan mogelijk te verwerken en aan mijn dochter door te geven. ‘Dit liedje gaat over een astronaut,’ vertelde ik haar bijvoorbeeld terwijl we naar een clip keken. ‘Heel veel mensen vonden dat een goed nummer.’
‘Leuk pakje, hoor,’ zei zij dan, ‘is het nou een man of een vrouw?’
Er liepen een heleboel mensen rond die wel veel van Bowie wisten. Dat merkte je als je je koptelefoon afzette. Je hoorde ze woord voor woord meezingen met de nummers, en één man tikte met zijn schoen de maat mee.
Toen ik mijn koptelefoon afzette kwam ik er ook achter dat ik de hele tijd vrij hard tegen mijn dochter had gepraat, daarom tilde ik daarna steeds een van haar koptelefoonoortjes op en fluisterde, om de meezingende mensen niet te storen, de informatie in haar oor.
We bleven lang kijken bij een vitrine waar een glazen waarzeggersbol in lag, en later ook bij een fragment uit de film waarin Bowie de bol vasthield.
Helemaal in het begin van zijn carrière had Bowie zijn naam veranderd, van David Robert Jones naar David Bowie. ‘Bowie’ leek me niet een heel spectaculaire wijziging ten opzichte van ‘Robert Jones’, maar, stond op het bordje, Bowie verwachtte met ‘Bowie’ meer succes te hebben als artiest. Het ontroerde me dat je je verwachtingen en hoop voor de toekomst probeert te sturen door het kiezen van een bepaalde naam. Toen bedacht ik dat mijn moeder om dezelfde reden mij, met instemming van mijn vader, naar een stoffen- en behangfabrikant had vernoemd.
Bij Laura Ashley deden ze in 1978 nog voornamelijk in stoffen en behang. Om een beeld te krijgen van hoe die stoffen en dat behang eruitzagen, kun je het beste even denken aan de oudroze roosjes op servies uit Engelse landhuizen, aan strooien zonnehoedjes op de Dag van de Romantische Muziek, en verder aan Holly Hobbie, potpourri en jurkjes met witte kanten kragen.
Zoals David Bowie hoopte met zijn naam een succesvol artiest te worden, zo hoopte mijn moeder door mij te vernoemen naar Laura Ashley dat ik een lief en zacht iemand werd.
Tot de dag dat ik met mijn dochter in het Groninger Museum liep, vond ik mijn naam nooit zo cool, maar toen was ik nog niet langs die lijst op de tentoonstelling gelopen.
In de lijst hing bloemetjesbehang.
Wat was hier gebeurd?
Ik boog me over de tekst ernaast.
Laura Ashley had David Bowie, de übercoolste, baanbrekendste, invloedrijkste artiest van de eeuw – want dat wist ik nu allemaal, dankzij de tentoonstelling – gevraagd om behang te ontwerpen.
En hij had ja gezegd.
Op het behang had Bowie, tegen een achtergrond van klassieke Laura Ashley-bloemetjes, een blote man geschilderd.
Mijn dochter keek inmiddels naar ‘Starman’, opgenomen tijdens Top op the Pops, maar zelf bleef ik nog een hele tijd naar het behang kijken.
Misschien was ‘lief en zacht’ bij nader inzien best cool.
Hi, hi. Maar als tweede naam kozen we Simone. Van Simone de Beauvoir. Deze voorvechtster van vrouwenemancipatie moest als tegenwicht dienen t.o.z van de lievigheid!
Wij hoopten dat je lief en pittig geëmancipeerd zou worden!
Is wel gelukt toch?
Ja ja, heel fijn, al die blogwaardige namen.
Wat een mooi verhaal! Zo zie je maar, hoe schijnbare uitersten bij elkaar kunnen komen.
Ha Anke, dank je, en ja, hè!