Het is vakantie en ik wil nergens aan denken, maar dat lukt niet, dus ik ga hardlopen. Er zijn hier alleen weilanden, boerderijen en kinderkopjeswegen, ik geef het niet-nadenken veel kans.
Tijdens het lopen moet ik denken aan de routes die ik thuis loop. Er komt een traktor langs, maar in gedachten loop ik over de Coolsingel en ik herinner me hoe ik er laatst bijna tegen een oude man opbotste die riep: ‘Vuile gek die je daar bent’.
Het begint een beetje te waaien maar verder blijft alles hetzelfde: weilanden, boerderijen, kinderkopjesweg. Op de voorgevel van een boerderij is een naam geschilderd: ‘Tuss’n d’ene en d’andere Ees’. Er staat een bankje in de tuin waar niemand op zit. Ik denk aan het bankje bij het kruispunt vlak bij mijn huis, en aan de keer dat daar een man en een vrouw zaten, de man pakte iets uit de plastic tas die voor hem stond, en ik hoorde zijn vrouw zeggen: ‘Henk, ik zie nog steeds je onderbroek.’ En dat ik elke keer als ik langs dat bankje loop aan Henk denk. Maar nu loop ik langs een boerderij die Tuss’n d’ene en d’andere Ees heet en denk ik nog steeds aan Henk.
Na een tijd hoef ik niet meer aan mijn oude routes te denken. Ik denk aan werkdingen die af zijn, en aan de mensen met wie ik heb gewerkt, en aan werkdingen die ik nog ga doen, en daarna krijg ik allerlei nieuwe werkplannen. Maar ik vergeet ze ook meteen. Ik herinner me een interview met de thrillerschrijfster die op elke foto hetzelfde lacht. Zij zei dat ze haar ideeën nooit opschrijft, omdat ze de beste toch wel onthoudt. Ik weet niet of ze daardoor ook goeie boeken schrijft, want door die lach heb ik nooit iets van haar gelezen. Ik passeer een reiger die met gebogen kop bij de sloot staat en bedenk dat ik haar uitspraak hoe dan ook niet als advies moet opvatten want misschien werkt haar hoofd heel anders dan dat van mij.
Het voelt hier als zondag, er komt alleen af en toe een traktor langs en één keer een heel dik meisje op een scooter. Ik vraag me af waar iedereen is, hier moeten ze toch ook gewoon geld verdienen. Bij een grote boerderij staat een bord op het grasveld met ‘Melkveehouderij fam. Annink’.
Een auto rijdt met een ruime boog om me heen. Ik heb pas een bekende Nederlander op tv horen zeggen dat hij nooit in een Toyota Corolla zou stappen. Hij wilde natuurlijk dat iedereen nu heel hoge verwachtingen van zijn eigen auto heeft. Daarna heb ik ineens een stukje van het Griekse alfabet in mijn hoofd maar ik blijf steeds hangen bij dezelfde letter en het alfabet verdwijnt uit mijn gedachten.
Ik ga een smaller weggetje in, in de berm staat een bord met ‘zeer zachte berm’ erop.
Halverwege is een man met een grote herdershond. De man houdt de hond aan zijn linkeroor vast, de hond blijft netjes naast zijn voet zitten. De man zegt iets tegen me wat ik niet kan verstaan, ik zeg toch maar ‘bedankt’, omdat hij die hond vasthoudt.
Aan het einde van de weg met de zeer zachte berm ga ik naar links, zodat ik een rondje kan lopen. Maar de weg wordt een modderpad en rechts ervan begint een fietspad. Er komen een man en een vrouw aan fietsen, als ze dichterbij zijn zie ik dat de vrouw zo’n houder op haar stuur heeft met een fietskaart erin. Heel even denk ik aan New York en hoe daar de straten genummerd en recht zijn, maar ik richt me op het pad voor me en vergeet New York.
Het fietspad loopt een eind door. Na een hele tijd kom ik weer bij een kinderkopjesweg uit en ik sla links af.
Ik ben nu al heel lang aan het lopen, het regent inmiddels en het begint harder te waaien, maar het is niet koud. Ik loop op het ritme van waar ik zijn moet: Brammershoopstraat, Brammershoopstraat, Brammershoopstraat, en verder denk ik aan niets.
Deze blog gaat ook over hardlopen, maar dan anders. En hier lees je over verlangen naar de wegwijzerman.