‘Dit zwembad is een rijksmonument,’ had iemand laatst plechtig tegen me gezegd, dus nu ik er weer zat, op een witte plastic stoel onder tl-licht, lette ik goed op. Er was me nooit iets monumentaals opgevallen, maar misschien moest je ervoor openstaan.
Terwijl in badje 1 mijn dochter ronddobberde, keek ik naar het plafond. Op hetzelfde moment begon in het diepe bad de les voor grote kinderen en een zwemleraar beende door mijn blikveld. Hij had stevige kuiten.
‘Annabel, heb jij nou onderwater gezwommen?’ riep hij.
Er kwam geen antwoord.
‘Jesse, heb jij nou onderwater gezwommen?’ riep hij, harder nu.
Annabel kwam boven en Jesse ook. ‘Ja,’ zeiden ze tegelijk.
‘Ik heb het niet gezien, ga maar terug, jullie, hup,’ zei de zwemleraar. ‘Ik begin hier echt chagrijnig van te worden.’ Ik keek naar zijn gezicht om te zien of dit een pedagogisch trucje was, maar hij zag er echt chagrijnig uit.
Ik richtte me weer op het plafond tot ik hem hoorde uitroepen: ‘Tijmen, wat ben je aan het doen?’ Bij ‘doen’ sloeg zijn stem over, wat een rare combinatie was met die kuiten.
Een dun stemmetje gaf antwoord: ‘Zwemmen.’
‘Nee, Tijmen,’ bulderde de zwemleraar, ‘dat is geen zwemmen wat jij doet, dat is sproeien.’
Hij liep een paar meter verder en voordat ik kon nadenken over ‘sproeien’ of verder kon speuren naar monumentale details, vroeg hij: ‘Kobus, heb jij pauze of zo?’
Kobus’ mond was onder water.
Harder riep hij: ‘Heb jij niet zo’n zín of zo?’
Kobus’ mond kwam nu net boven het water uit. ‘Nee, ’ zei hij zacht.
‘Nou, laat dat niet zo blijken, dan,’ zei de zwemleraar bozig. ‘Ik krijg gewoon pijn in mijn buik als ik jou zie.’
Ineens besefte ik dat mijn dochter op een dag uitgedobberd zou zijn in badje 1. Ik kon me niet langer concentreren op het plafond.
Later vroeg ik aan de vrouw bij de kassa: ‘Wat is er eigenlijk zo monumentaal aan dit pand?’
‘Geen idee,’ zei ze. Ze dacht even na. ‘Heel het uiterlijk van het gebouw misschien?’
Ik wilde doorvragen. Waarom alles hier behalve de tegeltjes van plastic en in oranje-bruin was. Of ze één zwemleraar hadden voor het diepe.
Maar ik zei ‘Kom’ tegen mijn dochter en gaf haar een hand. Soms kun je beter zonder antwoorden naar huis gaan.
he gatver. ik moet er bijna een beetje van huilen. maar desalaniettemin levert deze ellende weer een ijzersterke Laura-column op 🙂