Ik stond nu al een hele tijd naar een dijbeen te kijken. Ik had nog nooit zo lang naar een dijbeen gekeken. Deze was gemaakt door Rodin.
Ik herinnerde me dat de baas van het centrum voor beeldende kunst waar ik ooit werkte had gezegd: ‘Mensen die iets met taal doen, kunnen niks met beeldende kunst. Want dan hebben ze geen houvast aan de woorden.’
Misschien had hij gelijk, dacht ik. Want tot het moment dat ik bij het dijbeen aankwam, was ik vooral druk geweest met het lezen van de titels van de andere werken die Rodin gemaakt had. Die titels leken namelijk wel poëzie.
Er was bijvoorbeeld een beeldhouwwerk dat heette: ‘Zij die de eens prachtige vrouw van de helmenmaker was’. Een ander heette ‘Vrouw die een kledingstuk over haar armen aantrekt’ en vlak erna stond er een met de titel ‘Naakte vrouw die een kledingstuk over haar voeten aantrekt’.
Ook had Rodin een ‘Klein hoofd met wipneus, op zuiltje’ gemaakt, en later kwam ik nog langs ‘Vrouwentorso met hoofd van Vrouw met Knotje’ en ‘Galatea tot haar heupen in een gemouleerde kom’.
Maar toen kwam ik bij dat dijbeen.
Het was het dijbeen van Dante, ofwel ‘De Denker’. Ik dacht: Dante had een dijbeen waarmee je een flatgebouw omver kon duwen. Daarna stopten mijn gedachten. Ik stond daar en probeerde niet één keer te omschrijven wat ik zag; niets over de opbollende spieren of de huid die strakgespannen over die spieren lag, en ook niets over de rest van het lichaam van de denkende Dante. Ik stond daar en ik keek, en ik onderging het dijbeen.
Toen ik een stap naar achter zette om Dantes dijbeen van een afstand te bekijken, merkte ik dat ik al die tijd tussen een groep zestigers had gestaan die ook het dijbeen ondergingen. Maar hé, dat was allemaal oké.
De tentoonstelling van Rodin zie je tot en met 30 april in het Groninger museum.
Hier een blog over David Bowie in het Groninger museum, en hier eentje over een autorit naar Groningen.
En hier een over het filmfestival (waarin de baas van het centrum voor beeldende kunst ook weer even voorkomt).