Het ‘waar ik ga, gaat de wereld’-syndroom

5 mei 2014

Een vriendin wilde me iets vertellen.
‘Het is wel raar, hoor,’ zei ze.
Ze roerde in haar koffie en haalde diep adem.

‘Als ik met de auto ergens heen rijd,’ zei ze, ‘denk ik dat alle mensen op de snelweg ook onderweg daarheen zijn.’
‘Als ik bijvoorbeeld op zondag naar het strand rijd,’ ging ze verder, ‘denk ik dat de andere auto’s ook naar het strand gaan. Dat kan haast niet anders, denk ik dan. Want het is zulk lekker weer, waar moet je anders naartoe?’
Ik wilde lachen, maar herinnerde me ineens een rit naar het bos.
Een andere auto had bij het stoplicht rechts voorgesorteerd en ik had gedacht: nee, zó ga je niet naar het bos.

De vriendin zei: ‘Als ik naar mijn moeder in Leiden ga, kan ik me niet voorstellen dat er auto’s zijn die bij Leiden doorrijden. Het idee dat er na Leiden nog andere plaatsen zijn waar mensen misschien naartoe willen, bestaat gewoon niet.’
Ze keek er verontschuldigend bij.

‘Dus waar wij gaan, gaat de rest, en waar wij stoppen, stopt de wereld’ concludeerden we.
Dat was geen prettig inzicht.
We bestelden wijn.
Na een tijdje zei mijn vriendin: ‘Eigenlijk is het mooi dat wij altijd aan alle andere mensen op de wereld denken.’

Een vriend had laatst tegen me gezegd: ‘Dat van die naamdyslexie herken ik helemaal, maar plaatsdyslexie, dat is gewoon zo’n vrouwending.’
Ik had al zo’n vermoeden hoe hij bovenstaande zou verklaren.

 

 

Foto van de autoloze zondag: Louis Drent/Spaarnestad Photo/HH


Geef een reactie