Ik word wakker doordat iets zich een weg door mijn haar baant.
Tijdens het wakker worden probeer ik het gevoel te herkennen. Kan een mug zich door je haar verplaatsen? vraag ik me af. En zo ja: voel je hem dan ook echt lopen?
Ik denk van niet.
In het donker ga ik op mijn knieën zitten en voel door mijn haar.
Er valt iets uit.
Ik doe het licht aan; voor me een wit laken, een witte kussensloop, witte muren.
Mijn vriend wordt wakker van het licht, dat is goed.
‘Er zit hier iets,’ zeg ik terwijl ik mijn blik over het wit laat gaan.
Terwijl ik het zeg schiet er iets oranjebruins onder mijn kussensloop.
Vanuit mijn kniezitstand spring ik in één keer op de grond.
‘Wat een joekel,’ zegt mijn vriend, eerbiedig bijna, terwijl hij zich vooroverbuigt.
‘Pak hem, pak hem,’ roep ik.
‘Pak een glas,’ zegt mijn vriend.
Terwijl ik naar de keuken loop, hoor ik mezelf zeggen: ‘This is echt my worst nightmare.’
Mijn vriend brengt de spin naar buiten, ik pak een nieuwe kussensloop.
Daarna lig ik lang wakker. Ik denk aan hoe de spin vanaf de begane grond terugkruipt via het balkon.
Meestal lig ik lang wakker doordat ik aan ons klushuis denk. Woorden als ‘akte van levering’, ‘passeerdatum’ en ‘stelpost’ dwarrelen midden in de nacht door mijn hoofd, ik denk aan de knorrige notaris met zijn onbegrijpelijke mails, aan de aannemer en of we die nu wel of niet kunnen vertrouwen, aan onze zelfgemaakte begroting die wel, o, nee, haha, toch niet klopt.
Nu lig ik wakker van een spin, dat is tenminste overzichtelijk.
Hier lees je over logé Joey.
En hier werd ik ’s nachts wakker van mijn vriend.