Licht

12 oktober 2016

Nu ze er niet meer is, voelt de school gehavend. Alsof er boven de deur een deuk zit, diep het gebouw in, daar waar je binnenkomt. Wanneer ze haar kinderen naar school bracht, wist je dat ze er was. Sommige mensen hebben dat.
Gek dat wanneer iemand doodgaat, een van de eerste dingen die je denkt is: maar ik heb haar vorige week nog gesproken. Alsof dat een reden is om niet dood te gaan. Op het schoolplein, de dag erna, spreken we die gedachte niet uit. We willen haar ons niet toe-eigenen met onze eigen herinneringen, we denken aan haar man en haar drie kinderen, en dat herinneringen het enige zijn, en alles.

Maar ik denk aan onze gesprekken. De grapjes. Over het vest dat we allebei hadden – ondertussen zwaaien we naar onze kinderen achter het raam –,  met zo’n capuchon met dikke touwtjes. Over hoe fijn dikke touwtjes in capuchons zijn. Ik denk aan het jaar dat ze klassenmoeder was en een pdf had gemaakt met de gegevens van alle kinderen, en dat ze elk kind een andere kleur had gegeven. Brede grijns.
Eén keer zei ik tegen haar: ‘Ik had je een tijd niet gezien, ik wilde je appen of het goed ging, maar ik wist niet of je dat opdringerig zou vinden.’ Ze zei: ‘Nee, dat kun je gewoon doen.’ Daarna maakte ze een grapje over een man die voorbijliep.

Ik denk aan hoe ze afgelopen juli, op het afscheidsfeest voor de kleuters, op een picknickbankje in hun tuin klom. Het bankje wiebelde, iemand hield het tegen met zijn knie, en zij stond daar, rechtop en humoristisch haar speech te houden. ‘She lightens the place’, hoorde ik ooit iemand in een documentaire zeggen, die zin past bij haar, niet als een soort goede fee die de ruimte binnen komt, maar door haar prettig onderkoelde aanwezigheid, zo iemand met wie je altijd zin hebt om te praten. Ik wil me niet voorstellen hoe het is als je haar man of haar kind bent.

We zoeken naar woorden, zoals dat gaat. ‘Het is niet te bevatten’ zegt iemand. Een ander vindt het ‘onmetelijk’, weer een ander zegt: ‘Het is onlogisch.’ Iemand vloekt.
Mijn kinderen zoeken niet naar woorden, die gebruiken gewoon de taal die ze altijd gebruiken. ‘Wat gebeurt er nu met haar pinpasje?’ wil mijn zoon weten, met dezelfde ernst als waarmee hij vraagt of je altijd doodgaat als je zo ziek bent als zij. En of zijn vriendje nu misschien bij ons kan komen wonen?
Ze maken tekeningen: een regenboog, een lichaam in een boom, bloemen, het hele gezin, alle vijf, hand in hand naast elkaar, hun namen boven hun hoofd geschreven. Mijn dochter zegt tevreden: ‘Ik heb nog nooit zo’n mooi graf getekend, ik zou er zelf wel in willen liggen.’

De herdenkingsdienst, in een afgeladen kerk. Verhalen van mensen die haar veel langer kennen dan wij, soms een heel leven al. Veel licht, veel grapjes. Het is september, maar als we buiten komen is het warm als een zomerdag. Op het plein voor de kerk doet het meisje van de ijskar nog een ronde. We hebben zin om uit eten te gaan.
Op het terras wil mijn zoon over deze dag vertellen, maar hij weet het woord ‘herdenkingsdienst’ niet meer. ‘Op het feest,’ begint hij zijn verhaal.

 

 

 

(beeld: Olafur Eliasson)


Reacties

  • Erg mooi geschreven! Kinderen zijn zo heerlijk onbevangen en puur. ?

  • Wat een aangrijpend stuk heb je geschreven. Zo mooi verwoord dat ik ervan moest huilen. En dat terwijl ik deze vrouw en haar familie niet eens heb gekend.
    En wat bijzonder toch hoe onbevangen kinderen communiceren over de dood. Iets om jaloers op te zijn.
    Ik ben trots op je.

  • Heel mooi om te lezen, ik ben er stil van want ga zo mijn dochter ophalen van het kinderdagverblijf. Wat zijn kinderen toch onbevangen, eerlijk. Niet bang om iets verkeerd te zeggen zoals ik nu bij het schrijven van deze reactie…

    Toch maar op de knop gedrukt.

  • Dag Laura.
    Wij, ouders van Kitty, zijn bijzonder geroerd door je tekst. Prachtig.
    Jac en Francien van der Linden

    • Beste Jac en Francien, wat bijzonder om van jullie te horen. Ik wens jullie veel sterkte. Groeten, Laura

Geef een reactie