Op het raam van de dierenwinkel hing een poster:
“Minder hondenbeten? Daar zetten we samen onze tanden voor in”
Die tekstschrijver was vast heel moe geweest toen hij die eerste zin schreef. Of hij had gedacht: afgebeten armen voorkom je nu eenmaal niet.
Misschien moest hij er ‘nooit meer hondenbeten’ van maken. Wellicht was dat geen realistisch doel, maar het zou de voorbijgangers in elk geval een prettiger gevoel geven.
De uitdrukking ‘je tanden ergens in zetten’ deed me tot dan toe denken aan een moestuin met slakkenplaag, of zonder slakkenplaag, een kluswoning in Delfshaven, een dik boek in het Engels over syntaxis, of, als ik echt mijn dag had, aan slagroomtaart van de Hema.
Maar wat deed je als je ergens je tanden voor inzette? Was het zoiets als topless demonstreren voor vrouwenrechten, of met een groep mensen met linnen tasjes op de Dam staan? En wat deed je tijdens die actie dan precies met je tanden?
Misschien moesten ze de poster maar helemaal weghalen.
‘Kom je?’ riep mijn zoon. Hij was al tot het eind van de stoep gefietst en stond met zijn voorwiel op het zebrapad.
Met moeite trok ik mij los van de poster. Die tekstschrijver had zijn werk toch goed gedaan.