‘Wat gaan jullie met de aalbessenstruik doen?’ vroeg de dame. ‘Kilo’s aalbessen heb ik van die struik geplukt.’
Ze was 89.
Vandaag kochten wij haar huis.
Een uur eerder hadden we samen met haar zoon een rondje gelopen door ons nieuwe huis.
Boven had hij gezegd: ‘Dit was vroeger mijn slaapkamer.’ We waren er een tijdje blijven staan.
Toen we weggingen en hij de voordeur op slot draaide, zei hij zacht: ‘Dag, huisje.’
Wij reden achter hem aan, de stad in, naar de notaris. ‘Op tijd remmen, hè,’ zei ik tegen mijn vriend.
Halverwege de rit raakten we hem kwijt.
De notaris zat in een hoog glazen pand in de stad. De oude dame was er al, haar dochter zocht in de straat nog naar een parkeerplaats.
Een jongen met een draadjesbeugel bracht thee. Mijn vriend hielp de dame met haar rollator.
Ze was in 1937 met haar ouders in de wijk komen wonen, vertelde ze, ze had haar eigen huis gebouwd zien worden, ze woonde er sinds 1960 in. Maar het ging niet meer; de trappen, de wasmachine die helemaal op zolder stond, het onkruid in de tuin. Nu woonde ze in een appartement in het centrum, op de 21ste verdieping, ‘wel effe wat anders,’ zei ze, ‘maar wat een uitzicht.’
De zoon kwam binnen. ‘Zij zijn er al, hoor,’ zei de dame.
Daarna kwam ook haar dochter binnen, ze had een parkeerplaats gevonden.
Als laatste kwam de notaris de kamer in. ‘Ik doe even mijn jasje uit,’ zei hij, met een blik op de openstaande ramen, waardoor de geluiden van de stad kwamen. We keken allemaal hoe hij zijn jasje uittrok. Hij vertelde hoe hij aan zijn achternaam kwam, het had te maken met Portugese immigranten in New York, maar algauw nam de oude dame het woord.
‘Wij zijn zo gelukkig geweest, in ons huis,’ zei ze. De dochter en de zoon knikten allebei.
‘Hebben jullie de rozenstruik aan de voorkant gezien?’ zei de dame, ‘wat gaan jullie daarmee doen? Die is zo mooi. Als alle rozen in bloei staan en je doet ’s ochtends de gordijnen open.’
Ik zag haar voor me, hoe ze met een wijde armbeweging de gordijnen opentrok, hoe het zonlicht op haar gezicht scheen. Ze had bijna geen rimpels. Ik dacht aan mijn oma.
De notaris haalde de eerste papieren tevoorschijn.
‘Even mijn bril uit mijn tas, hoor,’ zei de dame, mijn vriend zei: ‘Ik heb hem al op,’ en zij zei: ‘Ja, maar ík heb hem alleen nodig om te lezen.’
Wij tekenden omstebeurt. De dochter maakte foto’s van haar moeder en van ons.
Ik was zenuwachtiger dan ik had verwacht, alsof het huis groter en belangrijker werd nu ik wist wie er gewoond hadden.
De zoon overhandigde ons de sleutels, aan elke sleutel had hij een labeltje gehangen bij welke deur die sleutel hoorde. De dochter gaf het druk-en-sluitzakje erbij zodat we de bos daar weer in konden stoppen.
Toen bedankte de dame haar zoon, hij had al het papierwerk voor haar geregeld, wat een werk.
De zoon zei ‘Ma’, en nu bedankte de dame ook haar dochter, ‘je hebt je helemaal het schompes ingepakt voor me, met al die spullen van mij.’
De notaris gaf ons de papieren. ‘Zo, nu ben ik rijk,’ zei de dame.
‘Het was fijn om jullie te ontmoeten,’ zei de zoon bij het weggaan.
‘We zullen goed voor het huis zorgen,’ zeiden wij.
‘Ik wens met heel mijn hart dat jullie met net zo veel liefde en geluk in ons huis wonen als wij,’ zei de dame. ‘En beloof me één ding. Als alles af is – want ik weet heus wel dat jullie gaan breken en alles anders zullen doen – laat me dan zien hoe het geworden is.’
Dat beloofden we.
Beste Laura,
Allereerst mijn complimenten voor de wijze waarop jij deze blog hebt geschreven.
Zoals jij de personages omschrijft is zeer natuurgetrouw en ik kan het weten.
Bij het lezen moest ik soms even slikken want laten we eerlijk wezen, je hebt in zo’n huis bijna een mensenleven doorgebracht met vele in’s en out’s.
Ik hoop dan ook dat jullie net zo mooie tijd mogen meemaken zoals wij hebben gekend en zou het op prijs stellen wanneer jullie gesetteld zijn het nog eens te zien.
Heel veel geluk met jullie nieuwe aanwinst.
Hans
Leuk, je reactie, Hans, dank je wel!