Een paar weken terug ging ik naar de opera.
De opera ging over geluk en wanhoop en ‘nachten vol liefdesverrukking’. De zangers stelden elkaar grote vragen als: ‘Zeg me, hoe ver weg is de armoede nog?’ en: ‘Wanneer nestelen de roodborstjes in Amerika?’ – want dan zou de man van wie zij hield terugkomen.
Maar het ging ook over alledaagse zaken. ‘Oom Bonzo zal wel niet komen’, zongen ze bijvoorbeeld, en: ‘De wanden zijn allemaal verschuifbaar’ en, in antwoord op de vraag over de roodborstjes: ‘Dat weet ik niet, ik heb geen ornithologie gestudeerd.’
Niets klonk terloops, zelfs de alledaagse dingen werden niet even tussendoor gezongen.
Aan de boventiteling merkte je pas goed hoe langzaam opera is. Dan waren ze na een paar minuten pas bij ‘je’.
Opera vergt overgave.
Daar dacht ik aan toen ik met een thuiskomband naar huis reed. Met een thuiskomband moet je langzaam rijden, hadden ze gezegd, en daar hield ik me aan. Langzaam rijden vergt ook overgave.
Ik zette de radio aan.
Een mannenstem leidde een muziekstuk in. Je kon horen dat hij er verstand van had. Voordat de eerste toon klonk, zei hij nog dat het het ‘prachtig mooie’ derde deel van een ‘wonderschone’ opera was.
Het begon.
Een zangeres zong hoog, ze hield de tonen lang vast. Toen kwam er een zanger bij, hij zong laag en traag.
Ik luisterde.
Niemand haalde me in.
Voor en achter me reden ze precies even langzaam als ik.
Misschien, dacht ik, is de rechterrijbaan de operabaan. Een baan speciaal voor mensen die op hun gemak naar opera willen luisteren.
De mannenstem kwam weer terug. Hij besprak wat we net gehoord hadden en zei tot slot, met de overtuiging waarmee hij hiervoor ook al sprak: ‘De langzame stukken zijn altijd het mooist.’
Hier zat ik ook in de auto, maar dan met mijn kinderen. En hier ook, naar Groningen.
Afbeelding: Carlijn Fransen, uit haar film De eenzame eenheid