‘Hoi,’ zei ik tegen een vrouw bij de supermarkt.
De vrouw deed een stapje achteruit en vroeg: ‘Zijn wij buren of zo?’
Ik hoopte dat er niemand meeluisterde.
‘We hebben elkaar nog nooit gesproken,’ legde ik uit, en het liefst wilde ik halverwege deze zin stoppen met praten en op de grond gaan liggen, ‘maar wij wonen schuin tegenover elkaar.’
‘O,’ zei ze.
Toen zei ze: ‘Ja, ik let daar dus nooit zo op. Maar nou ja. Het zal wel.’
‘Nou,’ zei ik, ‘doei.’
‘Ja,’ zei ze, ‘doei.’
Nog meer buren? Lees dan het blog over de hansopbuurman.
Reacties