R.

10 maart 2016

Soms is ze ’s avonds wild. Er zijn gedachten in haar hoofd waar ze wild van wordt, maar als je haar vraagt waar ze precies aan denkt zegt ze ‘weet ik niet’, misschien omdat je gedachten benoemen nog best lastig is als je zeven bent, of omdat je op je zevende al dingen voor jezelf wilt houden.
‘Je moet aan leuke dingen denken,’ zeg ik, ‘dan val je vanzelf in slaap.’
Er zijn veel leuke dingen om aan te denken, leuke dingen die al geweest zijn, leuke dingen die nog komen. Maar in slaap valt ze niet.

‘Kom je anders nog even bij me liggen?’ vraagt ze.
We trekken de deken over ons heen. Zij houdt haar konijn vast, ik haar, ze laat zich graag vasthouden. We praten over leuke dingen, soms denk ik: misschien moeten we niet praten, van praten word je alleen wilder. Maar ik laat het zo.
Na het praten vraagt ze: ‘Heb je nog een ander trucje om in slaap te vallen?’
‘Heb je papa’s trucje al geprobeerd?’ vraag ik.
‘Ja. Dat werkt niet,’ zegt ze.
‘Nou, dan blijven we gewoon nog even liggen,’ zeg ik.

Vanavond heeft ze haar konijn losgelaten en haar arm om me heen geslagen.
‘Weet je,’ zegt ze, ze is warm, ik ruik haar haar, een zoet shampooluchtje, ‘ik zou willen dat E. mijn moeder was.’
Iets later dan ik eigenlijk wil zeg ik: ‘Ja, zij is ook heel lief.’
‘Ja,’ zegt mijn dochter, ‘en dat R. dan mijn vader is.’
Ze beweegt onder de dekens. ‘Dan ga ik elke dag leuke dingen doen met E. En R. kan heel goed bouwen.’

Later vertel ik aan haar vader wat ze heeft gezegd.
‘Heel goed bouwen?’ herhaalt hij.
Dan begint hij te lachen.

 

 

 

Over God heeft mijn dochter ook het een en ander te vertellen, en eerder schreef ik dit over haar.
Illustratie: Monice Janson

 

 

 

 


Geef een reactie