‘Ik ga een eindje om,’ zei ik tegen mijn vrouw
Simon Carmiggelt was een echte coronawandelaar. Zijn hele leven was één blokje om. In 1959 schrijft hij: ‘Ik ben een typische voetganger met een beperkte actieradius’.
Wij ook, Carmiggelt, wij ook! Sinds de eerste lockdown liep ik 731 blokjes om.
Als ik maar niet op reis hoef
‘Het was een perfecte dag om doelloos te zwerven door de stad’, schrijft Carmiggelt in 1962.
Met die stad bedoelt hij eigenlijk: zijn eigen buurt. Een of twee kilometer rond zijn huis op Eerste Weteringplantsoen 2A vindt hij mooi zat. Hij komt weleens verder. Op het station bijvoorbeeld. Maar dan schrijft hij:
‘Ik hou ervan in het Centraal Station te zijn, onder voorwaarde dat ik niet op reis moet.’
‘Ik mot naar de Kinkerstraat’
Carmiggelt slentert zonder voornemens of plan. Vaak komt hij iemand tegen.
Vanmiddag kwam, op het Rokin, een mij volslagen onbekende man naast me lopen en zei: ‘’t Is me wat.’
En soms heeft hij een gesprek.
Vlak bij mijn huis bleef een man stilstaan en sprak op verongelijkte toon: ‘Ik mot naar de Kinkerstraat.’ (…)
‘Nou, dan ga je naar de Kinkerstraat,’ antwoordde ik, zoals een verpleger dat zegt.
‘Ja, maar ik heb helemaal geen zin om naar de Kinkerstraat te gaan,’ riep hij, boosaardig nu, of het moest van mij.
‘Dan ga je toch zeker niet naar de Kinkerstraat,’ zei ik. Want met die dingen ben ik erg soepel.
Madeliefjes plukken
En wat doet Carmiggelt, die ouwe slenteraar in regenjas, nou tijdens al zijn blokjes om?
‘Ik probeer madeliefjes te plukken,’ schrijft Carmiggelt in 1961, ‘in een wereld die daar eigenlijk te kaal voor is.’
Héél af en toe vindt hij die madeliefjes in zijn eigen hoofd:
‘Mooi is het Vondelpark, op zo’n herfstmiddag. De dichters dwingen je altijd melancholiek te worden van dat seizoen, maar zoals ik daar slenterde, tussen de moegedwarrelde bladeren, voelde ik mij eigenlijk alleen maar blij en welwillend.’
Loop jij vandaag ook je 732ste blokje om? Denk even aan Carmiggelt. En zijn madeliefjes.
Foto: Marijn de Jong (ook op insta)
\
Carmiggelt schreef zo’n 8.000 Kronkels, ze verschenen in het Parool tussen 1946 en 1983. Veel ervan lees je op de volgende site – zoals deze, over zijn nieuwe buren: ‘Stil, ze hebben ruzie.’
Schrijftips nodig? Hier vind je een ezelsbruggetje met Henny Stoel en hier waarom je moet schrijven zoals je praat.
O ja: vraag nooit feedback aan je moeder.