Ik denk altijd dat ik best lichtvoetig loop, maar ‘hahaha, nee joh,’ zegt de vrouw van het voetcentrum terwijl ze naar het filmpje van mijn voeten kijkt. ‘Je gebruikt je tenen niet bij het lopen. Bijzonder.’
Ze laat me een paar keer over de band lopen terwijl ze voor de zekerheid nog een filmpje maakt. Daarna bestelt ze steunzolen voor me.
‘Loop jij wel eens op hakken?’ vraagt de collega van de vrouw wanneer ik twee weken later mijn steunzolen kom ophalen.
De vrouw heeft bij het aanmeten al verteld dat steunzolen niet in hakken passen, dus ik vraag: ‘Soms, hoezo?’
‘Hoe hoog zijn je hakken?’ vraagt de jongen zonder op mijn vraag te antwoorden.
Ik denk even na, en geef de hoogte van mijn hakken aan tussen mijn duim en wijsvinger. Ineens lijkt het niet zo hoog, en ik maak de ruimte wat groter.
‘Nou nou,’ zegt de jongen.
Ik krijg het warm omdat ik lieg en ik zeg: ‘Maar ik draag ze echt maar heel soms, hoor.’
‘Zelf vind ik sneakers bij vrouwen eigenlijk veel mooier,’ zegt de jongen, en terwijl hij omlaag kijkt: ‘Die van jou zijn ook mooi.’
Nu voelt het alsof we niet meer tussen de steunzolen in een voetcentrum zitten maar tegenover elkaar in een café. Alleen schat ik de jongen rond de 23 en zo te zien sport hij veel, en zelf ben ik 38, en ik heb al weken niet gesport en wel veel madacamia’s gegeten. In gedachten verlaat ik snel het café.
‘Met die steunzolen kan ik weer gaan hardlopen, toch?’ vraag ik.
De jongen knikt.
‘Fijn,’ ga ik verder, ‘dan wordt mijn hele leven er beter op, denk ik.’
‘Ja?’ vraagt de jongen.
Ik knik ijverig. ‘Als ik niet hardloop word ik chagrijnig.’
‘Je komt op mij niet over als een chagrijnige mevrouw,’ zegt de jongen.
Ik zou nu van alles kunnen zeggen, over dat ‘mevrouw’ bijvoorbeeld, of over het verschil tussen hoe iemand overkomt en is, maar ik zeg: ‘Alleen mijn vriend merkt dat.’ De jongen knikt alsof hij hier alles van begrijpt.
Dan verdwijnt hij naar beneden, met mijn gympen die hij mooi vindt in zijn hand, om de oude zooltjes eruit te halen en de steunzolen erin te doen.
Hij blijft lang weg.
Ik sla een tijdschrift open van het tafeltje naast me, er staan foto’s in op glanzend papier van vrouwen die nog geen 38 zijn en vast ook geen steunzolen nodig hebben.
De jongen komt terug van beneden.
‘Het duurde even,’ zegt hij met een korte blik op het tijdschrift, ‘want die oude zolen moest ik echt loswrikken uit je schoen.’ Als ik opkijk zegt hij snel: ‘Maar dat is logisch, het is alsof je een hele tijd in de tuin hebt gewerkt, dan stamp je vanzelf alle aarde onder je schoen aan.’
Hij geeft me mijn oude zolen terug, in een plastic tas met de naam van het voetcentrum erop, daar kan ik zo mooi mee door de stad gaan lopen, op mijn nieuwe steunzolen.
Ik trek mijn jas aan.
‘Je mag dat tijdschrift wel meenemen hoor,’ zegt de jongen.
Als ik heb bedankt en gedag heb gezegd, roept hij me achterna: ‘En succes met je vriend.’
Illustratie: Monice Janson