Voor Uitagenda Rotterdam interviewde ik Jinai Looi, kok en eigenaar van een kookwinkel op de West-Kruiskade. ‘Alles wat je frituurt, is lekker.’
Jinai Looi (38), eigenaar kookwinkel Het Zesde Geluk
Met Chinees Nieuwjaar aten we thuis altijd ‘hotpot’. In een pan met een lichte bouillon doop je groenten, vis en vlees. Er gaan opmerkingen over tafel als: ‘Hé, pak jij nu mijn wortel?’ en ‘Wil jij ook een garnaal?’ Samen eten is lekkerder. Je praat met elkaar, deelt verhalen en ervaringen.
Tot mijn vierde woonden we in Singapore, boven een minifoodhall. Soms mocht ik in mijn eentje naar beneden om een bapao te halen. Loeiheet waren die, met geroosterd varkensvlees als vulling. Als kind lustte ik alles, maar van groenten weigerde ik het blad te eten. Dat bleef zo griezelig aan je tanden plakken. Mijn oma herinnert zich nog de heisa die ik dan maakte.
Van goed eten word ik zielsgelukkig. Vorig jaar was ik in Italië. De kok had een wild zwijn geschoten. Ik was net een paar weken veganistisch, maar ik wist meteen: dit ga ik eten. Wat een smaak.
Van koken word ik nog iets gelukkiger. Het liefst maak ik dumplings, dat is echt handwerk, en je kunt oneindige variaties verzinnen op de vorm en vulling.
Sinds een paar jaar maken we bij Het Zesde Geluk gefrituurde krekels, sprinkhanen en meelwormen. In het begin vonden mensen het eng, maar inmiddels is het iets wat je gewoon een keer wilt proberen. Het smaakt een beetje nootachtig. Bovendien: alles wat je frituurt, is lekker. Loempia’s kan ik elke dag wel eten. Patat? Drie keer per dag. En dan extra krokant gebakken. Als ik bij Bram Ladage aan kom lopen, weten ze dat al.