‘Dit is een verloren jaar,’ had iemand gister tegen me gezegd.
Mijn zoon en ik liepen naar het park. Alle magnolia’s in de buurt bloeiden en de stoeptegels stonden vol hartjes en speurtochtpijlen, er was hier nog nooit zo veel gestoepkrijt.
We voetbalden een tijdje en daarna klom mijn zoon in een boom. Ik zat op de voetbal die we hadden meegenomen en keek naar mijn handen, ze waren droog en rimpelig van het vele wassen. De lentezon scheen, bij de sloot zaten acht ganzenkuikentjes in het gras, hun donsveertjes bewogen zacht in de wind, en ik dacht: het is pas half twee.
Thuis vroeg ik aan mijn dochter: ‘Heb je alles af?’ want dat soort vragen hoorde ik nu te stellen en ze zei: ‘Misschien gaat de eindmusical niet door.’ Ik beeldbelde met iemand die ik liever in het echt had ontmoet en een opdrachtgever mailde dat de klus was uitgesteld.
‘Het is pas maart, hè,’ had ik gezegd tegen degene van het verloren jaar. Ik had geprobeerd monter te klinken maar terwijl ik het zei hoorde ik de twijfel in mijn stem.
Dit gebeurde er in juli, hier droomde ik over Bram en hier lees je hoe de bank het weer verpestte.
Foto © Vivian Keulards